Een streep in het zand, een kruis gekerft in de bast van een boom, een beschildering van arm, borst of gezicht; het zijn de oudste tekens waarmee mensen details van het oneindige en zelfgemaakte bos van taal waarin ze wonen op de fysieke omgeving afbeelden.
Het ontstaan van het schrift is een moment dat op allerlei plaatsen en in allerlei perioden heeft plaatsgevonden, maar dat altijd zijn grote en geheimzinnige macht heeft behouden. Je voelt het als je naar deze verzameling schrifttekens kijkt.
Het heeft iets van een zondeval, het moment waarop je een instrument maakt dat de taal loskoppelt van het lichaam en de stem, van de plaats en het tijdstip waar de taal werkzaam is. Het is een grote ingreep. En ook een bevrijding, het stelen van het vuur. Je kunt iets bouwen dat er niet was. Een archief, een geschiedenis, een literatuur. Een volk of natie bestaat uit allemaal individuen, hun publieke lichaam zie je in de tempels, de poorten, de wegen en de stadsmuren. En hun collectieve stem, dat is hun geschreven taal, hun schrift.
Eerst staan die tekens alleen op de kleitabetten van de koninklijke magazijnmeesters en wetsgeleerden, en op de muren van praalgraven en tempels. Maar al duizenden jaren voor onze jaartelling bestonden er brieven, contracten, memoires en gedichten voor en door mensen die koopman, pottenbakker of soldaat waren en geen farao, generaal, sjah of koning.
Schriftsystemen verspreidden zich als virussen door de wereld. Ze namen elementen van andere schriften over of moesten zich aanpassen aan de klanken en eisen van andere talen. Waar de gebruikers kwamen, als koopman, vluchteling of bezetter, doken na verloop van tijd ook zijn schrifttekens op en begonnen een eigen leven.
Al die schriftsystemen zijn zo divers als de keukens van de volkeren op aarde. Ze worden bedacht en ontwikkeld in een landschap, een klimaat, dankzij een leefwijze en een taal die allemaal meebepalen hoe de tekens eruit zien. Schrijven betekent niet overal hetzelfde. Het is een dierenrijk aan vormen en systemen. Van symbolische tekeningen voor hele woorden, en symbolen voor klankcombinaties tot aan tekens voor afzonderlijke klinkers en medeklinkers. Mensen hebben geluisterd naar hun eigen spraak en bedacht wat de elementaire deeltjes ervan konden zijn.
Je kunt je al die schriftsystemen van de mensheid voorstellen als een denkbeeldig gebouw, een labyrint. Ik moet dan meteen denken aan de doodlopende gangen. Neem het schrift van de stad Ugarit, gelegen even buiten wat nu Latakia, Syrië is. In de Bronstijd werd daar geschreven in vijf talen, waaronder die van het volk in de stad. Met rieten staafjes in zachte klei. De woeste Zeevolkeren kwamen met hun schepen uit het westen, brandden de stad plat, de beschaving van de mensen van Ugarit ging ten onder en de taal raakte in onbruik. Toch is er nog altijd een klein groepje mensen op de wereld die deze tabletten kunnen lezen, en ze bestuderen de mythes, zangen en brieven van prinsen aan hun vader. De taal van Ugarit is niet helemaal dood, maar ook niet levend. Hij overleeft in de petri-schaaltjes van taalwetenschappers en historici.
Er zijn ook mensen die hun werkzame leven opofferen aan het ontcijferen van fossiele teksten, die we niet meer in beweging kunnen krijgen. Inscripties en documenten in een taal waarvan niemand genoeg weet. Zoals het Lineair Elamatisch, het Midden-Amerikaanse Zapotec of de inscripties van de Rongorongo van Paaseiland. Stel je de uren, de stilte, de eenzaamheid voor die daarbij horen.
Er zijn schrifttekens die uit de dood opstaan. Ontroerend is het verhaal van de Amazigh in Noord-Afrika en hun eigen alfabet, het Tifinagh. In de Oudheid waren er koningen die hun zwaarden, muren en kleding beschreven met hun eigen taal en alfabet. De komst van de Arabieren betekende een verbod op dat schrift, en vaak zelfs een verbod op hun taal. Vanaf de jaren zeventig van de twintigste eeuw neemt het verlangen naar erkenning en gelijkwaardigheid voor de Amazigh taal en cultuur toe, wat leidde tot de herleving van het Tifinagh. Ik stel me voor hoe spannend het is voor taalkundigen en typografen om aan die beweging een bijdrage te leveren en te bouwen aan een herkenbare eigen denkbeeldige stad voor de taal die uit het verdomhoekje komt en weer op de radio, op scholen en in het openbaar mag bestaan.
Het vormgeven van een nieuw lettertype, het hernemen en opnieuw tot leven wekken van in onbruik geraakte letters, het zijn allemaal manieren om verder te bouwen aan het oneindige labyrint van de schrifttekens. Labyrinten bestaan al zolang als tempels, vestingen en paleizen. Ze ritualiseren het verdwalen, het verliezen van contact met de tijdruimte waarin je doorgaans leeft. Het kan een spel zijn, maar meestal hoort het bij een initiatie-ceremonie, en is het een methode om de geest ontvankelijk te maken voor iets onbekends, iets dat ons te boven gaat.