Overal op de wereld staan radiotelescopen die elektromagnetische straling opvangen vanuit het heelal. Sterrenkundigen leggen uit dat de diverse soorten straling een stroom gegevens is die ons iets vertellen kan over de aard en samenstelling van verre sterren, planeten en zonnestelsels. Maar in de enorme hoeveelheid opgenomen data is veel onbekend en van onbegrepen herkomst en dus zijn er mensen die vermoeden dat nauwgezette studie van die onbegrepen ruis ook wel eens boodschappen van intelligent buitenaards leven kan opleveren. Overal ter wereld staan computers te rekenen om patronen te herkennen in de oersoep van data die radiotelescopen hebben verzameld. Al tientallen jaren lang wijdt de SETI organisatie (Search Extra Terrestrial Intelligence) zich aan die taak. Tot nu toe tevergeefs.
Sinds mensen gingen schrijven (taal coderen in symbolische tekens) denken ze dat alles, inclusief de natuur iets om te lezen is. Dus ook radio-herrie uit het heelal. Het is een oervorm van menselijke aandacht: naar iets kijken en proberen het om te zetten in informatie. In de hoop er een boodschap in te ontwaren. Het is een opwindende manier om iets buit te maken op het onbekende.
Richard Niessen bouwt aan een Paleis voor Typografisch Metselwerk waarin hij alle aspecten van het vormgeven van symbolische menselijke informatie verzamelt. Van schrifttekens via emblemen, symbolen, en modellen, rasters en schema’s tot aan kosmologische modellen en alchemistische systemen. De typografisch metselaar is de eeuwig speurende en lerende zoeker naar de ziel van het Vak, dat te omschrijven is als het complexe geheim boodschappen zo vorm te geven dat ze warmte en licht, het wonder van de vrije menselijke geest doorgeven.
Hier presenteert hij een aantal scherven die afkomstig zijn uit het Asemisch Kabinet, en dat wil zeggen uit de afdeling van het Paleis waar de voorbeelden bewaard worden van beelden die afkomstig zijn uit het grensgebied tussen tekening en schriftteken, tussen letter en krabbel, tussen taal en het onbekende.
Kijk maar eens goed om te ontdekken hoeveel verschillende vormen er bestaan van geschriften en beelden die zijn opgebouwd uit tekens waarvan de symbolische aard onzeker of onbekend is. Er zijn optochten bij van kleine wezens, die zich in bochten wringen om op nieuwe letters te lijken. Maar er zijn ook vellen met maniakale krassen die naar lichamen lijken te verwijzen die zo opgewonden waren dat geest en handen ieder zinnig contact verloren hadden. Er zijn wolken van zwierige bijna-tekens en gestapelde blokken met daarin cellen waarin bewegelijke lijnen gevangen worden gehouden. Sommige bladen doen onbegrijpelijke maar extreem nauwgezette planning vermoeden, maar er zijn ook andere, waarop degene die de penseel of de pen hanteerde een willoos doorgeefluik van visoenen en dromen moet zijn geweest. Bij enkele kun je denken aan priesterlijke geschriften uit verdwenen beschavingen, bij andere aan avontuurlijke probeersels een eigen alfabet te verzinnen of aan de producten van krankzinnigen. Zijn dit de ware tekenaars? Of de echte dichters, die de onuitsprekelijke dieptes achter de taal dichterbij brengen?
Wie deze vellen met beelden, opgetrokken uit bijna-tekens bekijkt, bevindt zich in het grensgebied waar het onbekende door ons ondervraagd wordt: is het een afbeelding, is het een abstract beeld, is het een ongelukje, is het een letter of symbool of is het weer iets anders? Deze werken uit het Asemisch Kabinet zijn de sporen van strooptochten in dat grensgebied. Ze bespelen oude verlangens en angsten. Je kunt er de dromen van een eigen geheimtaal in zien, of denken dat het gebaren zijn waarmee mensen de afgrond in de falende communicatie bezweren, of juist de angst voor het levensbedreigende onbekende en andere. Ook is het soms alsof de makers onverstaanbare noodkreten versturen vanuit een hartverscheurende eenzaamheid. Veel ervan lijken voort te komen uit het verlangen te kunnen toveren, zodat we getuige zijn van een sjamanistisch ritueel voor een stam met maar één lid.
Maar altijd is er in deze bladen de oerkracht van de spelende geest te bespeuren, de rauwe kinderlijke energie, die verwonderd kijkt naar de sporen die de eigen hand achterlaat. En die zijn verwondering weer voert aan de bewegende pen, zoals je aanmoedigingen roept naar een solerende danser. Al deze vellen zijn voorbeelden van het menselijke vermogen zo te tekenen en te schrijven dat het een vorm van actief wachten wordt: het weven van een fuik waar een nog onbekende taal van een nog onbekende mensensoort in zal zwemmen. Al zwervend tussen tekenen en schrijven verkennen de makers van deze vellen de vreemde talen die in ons eigen brein verscholen zitten. Hun handen lijken op die radiotelescopen die het heelal afspeuren.